Indie Herdenking Breda 2017

Op deze pagina

15 augustus 2017

Een dag dat we met velen stil staan bij de het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië. Onlosmakelijk daaraan verbonden staan we stil bij de daaropvolgende Bersiap en de nasleep daarvan.

Terwijl we bezig zijn met de laatste voorbereidingen, begint het te regenen en laat de weersverwachting verontrustende berichten zien. Het is nat, terwijl de vlaggen halfstok gehangen worden.

Maar alsof het zo moet zijn begint het vanaf 13.00 uur op te klaren om de rest van de dag droog te blijven. De goden blijken ons vandaag toch goed gezind.

Inmiddels is de tent helemaal vol gelopen en past er echt niemand meer in. Zelfs in de mediatheek en in het grand café zijn alle stoelen bezet. Zeker zo’n 500 mensen zijn bij elkaar gekomen om samen te herdenken. Wanneer de heldere en bescheiden slagen van de klok te horen zijn, weet men dat de ceremonie is begonnen.

die het thema ‘Leven met oorlog” draagt.

Opening door Dewi van Hoek

Een nieuw gezicht heet iedereen welkom. Dewi van Hoek, bestuurslid van Stichting Arjati, heeft de rol van Walter Kessels overgenomen.Na een korte inleiding over het thema … zoveel niet verteld … vraagt ze Burgemeester Depla van Breda om naar voren te komen voor zijn toespraak.

Toespraak door Burgemeester Paul Depla

Tuan Tuan dan Njonja Njonja;  Selamat siang,

Het is een grote eer dat u mij vandaag heeft uitgenodigd om samen met u te mogen herdenken. 15 augustus. De dag waarop in 1945 door de capitulatie van Japan er officieel een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog.

Maar waar in Europa het einde van de Wereldoorlog het begin van vrede betekende, was daarvan in Nederlands-Indië geen sprake van. Het einde van de oorlog betekende in de Oost niet het einde van geweld en vijandelijkheden. Verre van dat.

15 augustus. We herdenken alle mannen, alle vrouwen en alle kinderen die zijn gestorven onder de Japanse bezetting en de Bersiap-periode in Nederlands-Indië. En staan stil bij al die mensen waarvan het leven is getekend door deze periode.

Juist door te herdenken, hier in de tuin van Raffy, blijft het verhaal van deze oorlog leven. Ik wil Stichting Arjati en woonzorgcentrum Raffy bedanken voor de inzet die u ieder jaar toont om deze herdenking mogelijk te maken.

Ik vind het ook fijn dat jullie, leerlingen van basisschool De Kievitsloop, vandaag aanwezig zijn. Daarmee laten jullie – zeker in jullie vakantie – zien deze herdenking ook belangrijk te vinden. Goed om te zien dat deze herdenking steeds meer mensen trekt, waaronder ook steeds meer jongeren. Zij zorgen ervoor dat de verhalen van de oorlog verteld blijven worden.

Verhalen over leven. Zo treffend geformuleerd. Want naarmate de tijd vordert en herinnering langzaam maar zeker geschiedenis wordt, worden verhalen belangrijker en belangrijker. Want alleen door de verhalen te vertellen blijft de geschiedenis levend.

Dit geldt zeker voor de oorlog in Nederlands-Indië en de Bersiap-periode. Want daarover is lang niet gesproken. Zijn de verhalen nog lang niet verteld. Niet voor niets koos u voor de herdenking van dit jaar het thema “zoveel niet verteld”.

Dames en heren,

Jarenlang werd er niet over gesproken. Kon het niet. Mocht het niet. Jarenlang was er geen gehoor voor al die verhalen. Van de mensen die de Jappenkampen hadden overleefd. Van de mensen die waren gebruikt door de Japanse bezetter. Van de mensen die hadden gestreden in een oorlog waarover in Nederland gezwegen werd.

De verhalen van de mensen die naar Nederland verscheept werden. De verhalen over het noodgedwongen leven in de barakken. De verhalen over de gebroken beloften. De verhalen over het nieuwe leven dat moest worden opgebouwd. De verhalen over de heimwee. De vele verhalen. Ze werden niet verteld omdat ze te heftig waren. Of ze werden niet verteld omdat er toch niet werd geluisterd.

De vele verhalen werden niet verteld. Pas in 1970 was de eerste officiële herdenking van de 15e augustus. En de tweede officiële herdenking pas in 1980. Nederland heeft er lang over gedaan om het verdriet van onze Indische landgenoten aandacht te geven. Maar gelukkig zijn die tijden veranderd. Gelukkig kunnen de verhalen nu verteld worden. Kunnen we ervoor zorgen dat de geschiedenis levend blijft. Doordat we verhalen over leven. En doordat verhalen overleven.

En de nieuwe generaties willen deze verhalen graag horen. Natuurlijk. Want verhalen van toen zijn van onschatbare waarde, ze verbinden, inspireren, ontroeren, geven de geschiedenis een gezicht en helpen bij het vormen van je eigen identiteit. In een grotere wereld is die eigen identiteit steeds belangrijker. Want ze geeft een anker. Zelfvertrouwen en eigenwaarde die het mogelijk maken om volwaardig deel uit te maken van de samenleving.

Koester die identiteit. Dat zeggen we tegen we onze bewoners in de dorpen. Maar dat zeg ik ook tegen u. Koester uw identiteit. Wat in de huidige tijd ook gezegd wordt. Weet waar je vandaan komt. Weet wat je geschiedenis is. Zodat je vol kracht kunt werken aan de toekomst. Een toekomst die samen met anderen wordt gemaakt.

Blijf daarom de verhalen vertellen. Vertel uw verhalen. Vertel de verhalen van uw ouders. Uw grootouders. Vertel ze. Schrijf ze op. Blijf ze herhalen. Opdat de geschiedenis over leeft. Opdat uw geschiedenis blijft leven.

Ik heb daarom veel respect voor de sprekers die vandaag hun persoonlijke verhaal, het verhaal van hun dierbaren, hun herinneringen willen delen en zich daarmee kwetsbaar opstellen.

Ik vind het belangrijk dat we jaarlijks op 15 augustus herdenken. Stilstaan bij uw eigen herinneringen uit die periode. Om emoties te delen en er zo voor te zorgen dat al die persoonlijke herinneringen zich bundelen in ons collectief geheugen. Omdat uw verleden ons verleden is. Omdat u van Breda bent.

Ik sluit graag af met de laatste regels van het gedicht “Vrede” van Leo Vroman:

“kom vanavond met verhalen

hoe de oorlog is verdwenen,

en herhaal ze honderd malen:

alle malen zal ik wenen”

Ik dank u voor uw aandacht.

Toespraak door Jos Banse

Opa Verstift

Kun je van iemand houden die je niet hebt gekend
moeilijk te zeggen,
en misschien zelfs onmogelijk om uit te leggen.
Je kunt alleen voor jezelf spreken, dat ben je gewend
omdat je eigenlijk alleen maar weet wie je zelf bent.

De opa die nooit in mijn leven is geweest
niets in memo’s of brieven waarover je van hem leest.
Niet in de verhalen door mijn ouders verteld
of in belevenissen en ervaringen door anderen gemeld.

Mondjesmaat krijg je dingen te weten
over hoe hij een deel van zijn leven heeft gesleten.
Uiteraard niets over zijn jonge jaren,
immers iedereen die hem toen heeft gekend
is reeds weggevallen en kan daar niets meer over verklaren.

Een ongetwijfeld mooie tijd in dat verre land
waarin een gezin werd gesticht en werd gebouwd aan een leven op stand.
Een leven vol voorspoed, rijkdom, welvaart en geluk
van de een op de andere dag zo plotseling en volledig stuk.

Door de oorlog gescheiden van familie
en wars van elke vorm van affectie
gedwongen aan boord van een zogeheten hellship
begon hij onwetend over zijn lot aan zijn allerlaatste trip.

Ontberingen op de Grote Oceaan
waarbij je door het vage schijnsel van de immer vergezellende maan
de hoogste golven moest aanschouwen
die het schip in de flanken raakten en er voor zorgden dat het gedaan was met je vertrouwen.

Vertrouwen in een goede afloop
en veilig weer voet aan vaste wal
ondertussen afzien door ondervoeding, kou, angst en vernedering
en het laatste stukje verzet en waardigheid dat de Jap van je stal.

Vervolgens dan toch de aankomst in Nagasaki in het land van de bezetter
waar je bij het ontschepen weer geconfronteerd werd met het nodige wapengekletter.
Geslagen met en geraakt door stok, gesel, bajonet of mes moest je door de menigte lopen,
jezelf kleinmaken en snel bewegen
om jezelf in veiligheid te brengen met zo weinig mogelijk verwondingen mocht je hopen.

Dan het transport per trein,kabelbaan en te voet
waarbij je vaak je ogen neerslaat en soms zelfs dicht doet
om zodoende niets mee te krijgen van de mooie omgeving
omdat je, ook al is het maar voor even,
wilt ontsnappen aan de werkelijke beleving.
Tenslotte de aankomst hoog in de bergen
waar de zware lichamelijk arbeid veel van je krachten zou vergen.
De schamele, eenzijdige en ongezonde voeding
het ontbreken van elke medische verzorging, een pleister of bandage tegen een bloeding.
Dikwijls op sterven na dood
soms wensend en wetend dat slechts het sterven de enige verlichting bood.

Toch doorgaan en overleven onder erbarmelijke omstandigheden
in de winter bittere kou en het gemis van schoeisel
waardoor je je tegen deze factoren niet kon kleden.
In de zomer extreem hoge temperaturen
die ervoor zorgden dat de dagen en de pijnen nog langer leken te duren.
Geen beschutting, geen afleiding of verkoeling
lijden en werken was de Jap zijn bedoeling.

Dan dat noodlottige ongeval op 18 maart
een mijninstorting waarbij ernstig letsel je niet bleef bespaard.
Verwondingen uiteindelijk leidend tot je dood
waarna de Schepper je bij zich ontbood.

Nu zoveel jaren later en na twee generaties
ben ik nog steeds op zoek naar antwoorden, duidelijkheden en associaties.
Hoe komt het dat we zo weinig over de levens en gevoelens van onze ouders en grootouders weten?
Is het – vergeef me mijn woorden –
die verdomde typische Indische eigenschap die zo in ons is gesleten?
Een erfenis die we met ons meedragen
tot in lengte van onze levensdagen?

Die geslotenheid, die terughoudendheid, niet willen of kunnen praten
over pijnlijke of verdrietige gebeurtenissen
om zodoende je naasten de pijn te besparen
die je zelf zo graag zou willen missen
en die je onzichtbaarheid, kwetsbaarheid en trots verklaren?

Anderzijds ontbreekt bij ons de moed om naar dingen te vragen
omdat je niet wilt dat ze opnieuw de pijn moeten verdragen
terug te gaan naar herinneringen vol pijn en verdriet
over bijvoorbeeld het mooie land en het leven dat men daar noodgedwongen achterliet.

Ik weet dat niet vragen en dus ook geen pijn willen doen
allemaal voorkomt uit liefde en houden van
maar toch wordt het tijd voor het doorbreken van deze ban.

Zonder dwang, maar met tact, gevoel, liefde en tederheid
kom je veel te weten over de levens van je dierbaren
en raakt het leven van je voorouders niet in vergetelheid.

Kun je van iemand houden die je niet hebt gekend
moeilijk te zeggen,
en misschien zelfs onmogelijk om uit te leggen.
Het diepste respect en de meeste achting lijken in dit geval het hoogste goed,
maar houden van,
is datgene wat het in stand houden van herinneringen doet.

Als Indo’s opperhoofden zouden hebben
dan zouden we Opa niet beter kunnen eren
dan te stellen dat zijn hoofd getooid zou zijn
met de meeste en de mooiste veren.

Raffy Koor

Na deze toespraken en het lied Sound of Silence dat door het Raffykoor werd gezongen, voel je dat de toon is gezet. Verborgen verdriet lijkt ingetogen voelbaar en met elkaar weten we dat we mogen los laten.

Vervolgens nodigt Dewi de twee volgende sprekers uit, die beiden iets over hun vader vertellen. Twee totaal verschillende verhalen, maar zo bepalend geweest voor de rest van hun leven.

Het verhaal van mevrouw Gwen Rombouts laat een kant zien van niet bekend zijn met het verleden en hoe je daar door een toevalligheid achter komt. Een persoonlijke en intieme toespraak, die haar – zoals ze zelf zegt – heeft geholpen het verleden een plek te geven.

Toespraak door Gwen Rombouts

“Zoveel is nog niet verteld.”  Dat geldt ook voor mij.

Mijn vader heeft mij nooit over de oorlog verteld. Ik weet dat hij aan de beruchte Birma-spoorweg heeft gewerkt die over de Drie-pagoden-pas liep. Dit weet ik omdat mijn vader altijd naar de reünies van de Birmaspoorweg ging en trots was op het Driepagode-speldje. Ik kende alleen de namen van de kampen Chunkai, Canchenabury  en Nakom Pathon

 Verder wist ik niets, totdat mijn vader in 1986 op verzoek van de VARA bij Sonja Barend in haar programma  zijn verhalen kwam vertellen. Kort daarvoor was het dagboek van Wim Kan uitgekomen en mijn vader werd daarin genoemd als medewerker in het cabaretgezelschap van Wim Kan. Dat mijn vader zelf een dagboek had bijgehouden ontdekte ik pas  een jaar of 10 geleden.

Hij opent het dagboek als volgt Januari 1943.

“Ik heb een oud schrift gevonden met nog een aantal lege blaadjes er in. Ik ga wat aantekeningen maken, min of meer een dagboek.”

Hij spreekt over een aantal lege blaadjes, want hij verwachtte niet dat het lang zou duren. In het dagboek staan de u wel bekende verhalen over ziektes, zoals dissentrie, malaria, cholera en zelfs pokken, en over het gebrek aan medicijnen en medische zorg en het iedere dag afscheid moeten nemen van je sobats.

Op 15 januari 1943 vertrokken ze met zo’n 1000 mannen per  trein en een stinkende vrachtboot via Singapore naar Birma.”. Na een maand  kwamen ze in  Chunkai terecht.”

Op Zondag, 14 februari schrijft mijn vader

“Vanmorgen was ’t aantreden voor vertrek, om te gaan werken aan de aanleg van de spoorlijn, die Thailand en Birma moet gaan verbinden over de Drie-Pagoden-Pas.

Eerst kregen we een knetterende toespraak van de Japanse commandant, die ons zei, dat we trots moesten zijn, dat we mochten meewerken aan een groots werk. Daarna gingen we op weg en al gauw bereikten we de spoorbaan, die langs Chunkai loopt.”

Toch staan er ook andere verhalen in. Verhalen over het leven maar vooral het OVERLEVEN in het kamp. Een aantal van deze verhalen wil ik u meegeven. Zoals velen had mijn vader een manier gevonden om met behulp van de inlandse bevolking geld te verdienen. ’s Avonds bracht hij alles wat hij in het kamp verzameld had om te verkopen naar een grot in de bossen..

“Als we dan overdag bamboe moesten zoeken, ging ik de spullen halen en sloop door de bossen naar een boerderijtje van Thais. Daar kwamen dan de handelaars en ik ruilde de spullen en voor  tabak en vloeitjes. Die verstopte ik dan weer en ’s avonds haalde ik dat op. Maar een dag of tien geleden zijn 4 Engelsen buiten het kamp betrapt door de Japanse militaire politie. ze zijn gefusilleerd. Nu durf ik ’s avonds niet meer het kamp uit. “

Men probeerde de moed erin te houden, o.a. met cabaret en toneel. Mijn vader speelde zelfs vrouwenrollen.

Op 26 augustus 1943 schrijft hij.

Iedere avond treed ik in één van de ziekenbarakken een uurtje op met Brabantse moppen. Ook hebben we een clubje, waar we zgn. radio-uitzendingen mee verzorgen. Ze noemen me “Rompie,”

Deze bijnaam heeft mijn vader ook na de oorlog nog gehouden. Velen noemden hem zelfs zo en voor de kleinkinderen was hij “opa Rompie.”

Dat men ook van alles uitvond om het eten eetbaar te maken is duidelijk in het verhaal van de afgekeurde, stinkende, te zoute vis, die ze kregen. De Engelsen haalden hun neus op voor de “stinkfisch”, en gaven hun deel aan de Hollanders, Die hadden er wat op gevonden. Ze wasten de vis goed, rolde hem in een pisangblad en legde hem in het vuur. De vis werd dan eerst gestoomd door de hitte en daarna door het vuur geroosterd. Een delicatesse.

19 september 1943.

“Van bevriende Thais hebben we gehoord, dat Italië de strijd heeft opgegeven en dat wij in Europa aan de winnende hand zijn.”

Een week later op 27 september 1943 schrijft hij

“Vannacht droomde ik dat er een Brits-Indier aan het voeteneind van mijn slaapplaats stond. Hij droeg een lange witte lap rond zijn donkere lichaam. Hij zei : ” 10 januari thuis, denk er om 10 januari thuis”.’s Morgens vertelde ik het aan mijn buren, maar die lachten er om. Een ervan, Frans Kiepe, wilde wel met me wedden om een dubbeltje, dat het maar bedrog was. Dat heb ik geaccepteerd. Je kunt nooit weten Was het maar waar, dan was ik over een dikke 5 maanden thuis.”

Op 10 januari 1944 verloor mijn vader een dubbeltje aan Frans en ging hij een nieuwe weddenschap aan voor januari 1945.  Dit is het enigste verhaal dat mijn vader mij ooit verteld heeft.

De geruchten over de bevrijding werden steeds veelvuldiger en Op 16 april 1944 gebeurde het volgende.

“Vanochtend vroeg moesten we naar de brug over de Kwai-rivier Die brug was met een houten tussenstuk, weer gerepareerd na het vorige bombardement. De bedoeling was, dat de brug officieel zou worden geopend. De spoorweg is al helemaal klaar en nu de brug ook weer in orde was, konden de treinen helemaal van Bangkok naar Rangoon rijden. Wel een feit, dat gevierd moest worden. Een versierde locomotief met daarachter enkele personen-wagons, stond klaar. Het wemelde er van hoge Japanse en Thaise officieren, Men verzamelde zich bij de trein en de eerste Jap begon met een speech. Maar ineens klonk er luchtalarm. Iedereen vloog van het terrein af. wij natuurlijk ook. De Japanse bewakers schreeuwden wel tegen ons, maar daar trokken we ons niets van aan, Nog maar net lagen we in een veilige greppel  of daar kwamen onze vrienden aangevlogen in een mooie bocht achter elkaar En dan . poem…poem…poem, vielen de eitjes naar beneden. Het hele houten tussenstuk van de brug donderde in elkaar en ook een van de metalen einden werd geraakt. Een oorverdovend lawaai van ontploffingen en afweergeschut. In enkele minuten was de hele vertoning voorbij en waren onze vrienden weer weg.

Kort daarop moesten ze toch nog naar een ander kamp.

20 mei 1944.

“We zitten in het nieuwe kamp : Nakom Pathon. Gisterochtend om 8 uur marcheerden we gepakt en gezakt onze oude hut uit. Na lang wachten vertrokken we om ongeveer één uur uit Chungkai per trein in goederenwagens. Per wagon 4 man op stretchers en 24 anderen. We zaten boven op elkaar. Onze eerste halte was Canchenabury, “

Hier is nu een van de erevelden. Er komen in dit nieuwe kamp zo nu en dan berichten van thuis door, en ook voedselpakketten van het Rode Kruis.

Op 22 oktober 1944 stopt het dagboek.

“Mijn blaadjes zijn  bijna vol. Dit zal wel het laatste zijn, wat ik noteer. Als mij wat overkomt, hoop ik, dat jullie deze aantekeningen in handen krijgen als een laatste groet.”

Na de oorlog schrijft hij nog.

“Tot slot nog even de afloop van de oorlog uit mijn geheugen. Ik werd  belast met het geven van gym aan het hele kamp. Met z’n allen iedere morgen op het middenterrein. Verder bleef ik meewerken aan het toneelspelen met Wim Kan Dit is in feite mijn redding geweest. Rest me nog te zeggen, dat ik op 10 januari 1945 weer een dubbeltje aan Frans Kiepe moest betalen. Zijn aanbod voor een nieuwe weddenschap om op 10 januari 1946 thuis te zijn heb ik niet aangenomen, bang als ik was, dat hij die weer zou winnen.

Op 10 januari 1946 kwam ik thuis OM KLOKSLAG 12 UUR.”

Toespraak door Ron Meijer

Zoveel niet verteld.

Eigenlijk in mijn geval niet helemaal waar want ik vertel mijn persoonlijk verhaal nog steeds als gastspreker 2e wereld oorlog tot heden wat gecoördineerd wordt door herinneringscentrum Westerbork op lagere en middelbare scholen.

Mijn verhaal gaat over een kind van de vijand,  ik ben zo’n kind, van een vijand die zoveel leed en pijn heeft gebracht bij mensen in Z.O. Azië, mensen die nu nog steeds met de traumatische en haat ervaring leven uit die tijd. Daarom vertel ik mijn verhaal omdat ik na mijn eigen verwerkingsreis naar Japan in `1998’ook zoveel positieve en genezende werking heb gezien bij mensen die dezelfde reis hebben meegemaakt.

Mijn verhaal begint bij mijn moeder die opgroeide in een gezin met 11 kinderen, haar vader overleed net voordat de oorlog begon. Haar oudste broer Paul sneuvelde  als  marine man aan boord van Hr.Ms. de Ruyter bij de slag om de Javazee op 27 feb. 1942. Toch begon mijn moeder een liefdes relatie met mijn biologische Japanse vader een marine man die ook de beschermer werd van het gezin van mijn oma, zij waren aanvankelijke bang van hem toen hij voor de eerste keer bij mijn oma in de tuin stapte maar bleek een zachtaardige en lieve man te zijn hij bracht eten en zorgde bij een razia dat mijn moeder en alle jonge vrouwen naar een veilige schuilplaats werden gebracht.

Mijn biologische Japanse vader werd als krijgsgevangene na de capitulatie van Japan op transport gezet terug naar Japan en wij hebben nooit meer iets van hem vernomen ondanks mijn eigen zoektocht naar hem tot op heden. Mijn Japanse lotgenoten en ik vinden het dan ook rechtvaardig  dat de Japanse regering ons in de gelegenheid moet stellen om onze biologische vaders te vinden. Zelf ben ik blij dat mijn vader geen oorlogsmisdaden had gepleegd want ik ben zijn naam niet tegen gekomen in de vele rechtbankverslagen m.b.t. tot oorlogsmisdaden die ik heb mogen lezen in het Nationaal archief en het archief van buitenlandse zaken in Den Haag.

De man met wie mijn moeder uiteindelijk trouwde na de oorlog was een KNIL militair, die na de capitulatie van Ned.-Indië als krijgsgevangene gewond werd gedeporteerd naar Japan waar hij als lasser moest werken op de Mitsubishi scheepswerf in de plaats Nagasaki, kamp Fukuoka nr. 14. Hij overleefde de Nagasaki atoombom op 9 aug. 1945. Hij werd mijn stief/pleegvader en met het ouder worden van mijzelf kreeg  ik steeds meer het gezicht van zijn japanse bewakers die hem hadden vernederd en geslagen. Ik kreeg thuis ook altijd de schuld als er iets gedaan werd wat niet mocht , onder het mom van jij bent de oudste en moet beter weten. Maar ik wil het niet hebben over die moeilijke tijd in mijn jeugd waarin ik vooral vaderliefde miste.

Na mijn 2e huwelijk werd de relatie met mijn vader beter en toen ik hem dan ook  in 1998 vroeg om met mij mee te gaan voor een verwerkingsreis naar Japan samen met mijn ver. JIN en zijn ver. EKNJ en de ver. KJBB heeft hij na een aanvankelijke aarzeling, ja gezegd. Gelukkig heb ik kunnen zien dat tijdens deze reis zijn beeld over Japan langzaam veranderde. Uit het boek “een stilte die spreekt” , uitgegeven door Anna Frank stichting/Icodo en het Nationaal Comite 4 en 5 mei. Citeer ik zijn woorden , “Toen wij tijdens onze reis op  een dag werden ondergebracht bij Japanse families waren we aan hen overgeleverd. Ze brachten ons overal heen en trakteerden ons en maakten eten voor ons klaar. Toen besefte ik dat deze Japanners niet mijn vijanden waren. Mijn vijanden waren die lui met hun petjes op. Dit zijn jonge mensen die er destijds niet bij waren”, einde citaat. Tijdens het diner hoorden zij dat pa een overlevende was van de Nagasaki atoombom. Toen stond een van de notabelen op en ging voor pa staan en boog heel diep voor hem en zei het volgende tegen hem. “Sir can you forgive us what our parents did to you”. Pa kon op dat moment ja knikken want het was een groots moment voor hem een japanner die om vergiffenis vroeg.

Met onze gastheer konden wij daarna gedrieën bij de familie gedenkschrijn gedenken.

Deze gebeurtenis gaf Pa ook de mogelijkheid om na het leggen van een krans op het oorlogsmonument in Nagasaki tijdens een receptie aangeboden door de burgermeester van Nagasaki zijn oude Japanse kampcommandant te vergeven en een hand te geven.

Pa had na deze reis zijn haatgevoelens en nachtmerries vaarwel kunnen zeggen, haat maakt mensen ziek was zijn overtuiging. Wat in Japan was gebeurd kan ik niet vergeten maar vergeven kan ik wel. Dankbaar ben ik dat ik als kind van zijn ergste vijand hiervoor heb kunnen zorgen.  Pa en ik hebben tot zijn overlijden in 2001 nog samen een mooie tijd gehad.

Ik dank de stichting Arjati dat ze mij de mogelijkheid hebben gegeven om mijn verhaal hier te mogen vertellen.

Ceremonie

Terwijl het Raffykoor het lied ‘Achter glas’ van Boudewijn de Groot ten gehore brengt, kunnen de aanwezigen hun gedachten even de vrije loop laten gaan om vervolgens samen met het Raffykoor het Indisch Onze Vader te zingen.

Dan is het tijd voor de ceremonie protocollaire. Dewi draagt haar taak over aan Commandant van Rossum die het commando voert tijdens de ceremonie. Een ceremonie wat iedere keer opnieuw als kippenvel moment ervaren wordt. Militairen en veteranen in de houding, terwijl hoornblazer Bart Felet Signaal Taptoe blaast. En dan die ene minuut stilte waarna de Reveille wordt geblazen. En dan de ontlading met het Wilhelmus  dat uit volle borst door het merendeel van de bezoekers meegezongen wordt.

 

 

Toespraak door Crams Nikijuluw

Tenslotte treedt Crams Nikijuluw naar voren om namens Raffy een woordje te doen. Mede namens mevrouw Westerkamp, bewoner van Raffy, die tijdens de toespraak naast hem staat, spreekt hij woorden, die uit zijn hart gegrepen zijn.

Meneer de burgemeester, meneer Depla, zeer gewaardeerde aanwezigen en onze geliefde ouderen,

Ik wil namens de directie en medewerkers van Raffy maar ook in het bijzonder namens mevrouw Westerkamp die geflankeerd in haar rolstoel zit en ook namens al onze Indische en Molukse ouderen van Raffy onze waardering en dank naar u allen uitspreken. En wel voor het feit dat u vandaag in ons midden bent om samen met ons de capitulatiedag te gedenken en te herdenken.

Onze grootste dank gaat uit naar stichting Arjati en alle vrijwilligers die jaarlijks vol inzet en overtuiging de herdenkingsdag mogelijk maken.

Vandaag 15 augustus herdenken wij dat Japan capituleerde waarmee in 1945 een einde is gekomen aan de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. Maar voor de Indische Nederlanders en Molukkers brak vervolgens 2 dagen erna op 17 augustus de traumatische Bersiap periode uit die tot 1949 zou duren. “Twee dagen hebben wij mogen proeven van de vrijheid en daarna volgde weer een oorlog die nog eens 4 jaar duurde”…aldus een oudere die ik sprak.

Van de ene op de andere dag bestond Nederlands-Indië niet meer, van de ene op de andere dag zijn zij hun Nederlands-Indische identiteit kwijtgeraakt. En van de ene op de andere dag moesten zij het land verlaten…… Onze ouderen zijn bevrijd van de oorlog en leven nu hier in Nederland in vrijheid. Maar de oorlog zit helaas nog in hen gevangen. Daarom dienen wij jaarlijks 15 augustus te blijven gedenken en herdenken.

Hiermee doen wij recht aan al diegenen die omgekomen zijn in de oorlog en aan allen die hun dierbaren verloren hebben
Hiermee doen wij recht aan al die gezinnen die van elkaar gescheiden zijn in de Jappenkampen, kinderen van hun moeders, vaders van hun gezinnen
Hiermee doen wij recht aan al de mensen die ontberingen en vernederingen hebben moeten doorstaan
Hiermee doen wij recht aan al de ouderen die behalve huis en haard, vooral hun waardigheid en identiteit verloren hebben
En hiermee doen wij ook recht aan onze ouderen die daarna terugkwamen of terechtkwamen in Nederland en zwaar teleurgesteld zijn over de gebrekkige opvang en bejegening

Hiermee doen wij recht opdat de huidige en volgende generaties nooit zullen vergeten wat onze ouderen maar ook broers en zusters aan oorlogsleed hebben moeten doorstaan. Hiermee doen wij recht dat de oorlog in voormalig Nederland-Indië deel uitmaakt van onze Nederlandse vaderlandse geschiedenis.

Dit opdat vooral hoe klein onze bijdrage ook is, het zal bijdragen dat de oorlog die nog steeds in onze ouderen gevangen zit, niet als een ziekte zal voortwoekeren.

Ik dank u, ook namens mevr Westerkamp !

Bloemlegging

En dan is het tijd voor het leggen van de bloemstukken. Ook dit jaar zijn er verschillende organisaties die een bloemstuk leggen.Wanneer na het defilé de bloemstukken aangevuld worden met chrysanten, zonnebloemen en andere bloemen, voel ik me trots. Trots op het feit dat we met zovelen vandaag, 15 Augustus, hebben kunnen herdenken.

 

Samenzijn

Maar de dag is nog niet voorbij. Ontmoeting en met elkaar in gesprek gaan is in volle gang. De tentoonstelling van Will van de Corput, het materiaal van de leerlingen van KBS Kievitsloop en de informatieve tentoonstelling van Stichting Arjati wordt druk bezocht. Er wordt gepraat en gepraat. Vandaag wordt niet gezwegen en morgen zien we wel weer. Gelukkig waren er vele 2e en 3e generaties aanwezig om te horen, te onthouden en door te geven wat er vandaag verteld werd.

 

 

En na afloop natuurlijk een Indische maaltijd, die ons allen zeer goed deed smaken.

Stichting Arjati dankt iedereen, die deze herdenkingsdag mogelijk heeft gemaakt. De militairen van de Groep Luchtmacht Reserve, leerlingen van KBS Kievitsloop, het Raffy koor, Ruud Mosies en zijn collega voor de televisiebeelden, medewerkers van Raffy en last but not least vrijwilligers van zowel Raffy als van Arjati. Wat een team! Dank jullie wel.

Magda Wallenburg,

voorzitter Stichting Arjati

Stichting Arjati

Jan Willemstraat 9

5103 AD Dongen

info@arjati.nl

Indisch Museum

Joseph Poelaertsstraat 1

4827 EL Breda

indischmuseum@arjati.nl

Volg ons op onze socials

Design en beheer: Banse Project Management