Echter van tijdelijkheid was geen sprake en vandaag de dag markeert de aankomst op 21 maart het begin van de Molukse gemeenschap in Nederland.
De overtocht
In 1951 zijn Molukse militairen en hun gezinnen met behulp van elf schepen gedurende twaalf reizen naar Nederland gebracht. Het eerste schip, de Kota Inten, meert 70 jaar geleden, op woensdagavond 21 maart, af aan de Lloydpier van de Rotterdamse haven. Aan boord van het schip zijn ongeveer 900 Molukkers.
In totaal reizen in de eerste helft van 1951 ongeveer 12.500 Molukkers (toen nog Ambonezen genoemd) met twaalf grote scheepstransporten vanuit Java naar Nederland. De mannen onder hen hebben -vaak van vader op zoon- het gezag in Nederlands-Indië gediend: de meesten als KNIL-militair, sommigen ook bij de Koninklijke Marine. Zij en hun meereizende gezinsleden weten niet beter dan dat hun verblijf in Nederland tijdelijk is. Maar voor de meesten zou er geen weg terug meer zijn.
Een overzicht van de 11 schepen die de overtocht hebben gemaakt volgt hieronder.
Aankomst | Plaats | Naam schip |
21 maart | Rotterdam | Kota Inten (1e reis) |
23 maart | Rotterdam | Atlantis |
8 april | Rotterdam | Roma |
24 april | Rotterdam | Castelbianco |
29 april | Amsterdam | New Australia |
6 mei | Amsterdam | Grote Beer |
10 mei | Rotterdam | Skaubryn |
16 mei | Amsterdam | Somersetshire |
17 mei | Amsterdam | Asturias |
5 juni | Rotterdam | Fairsea |
15 juni | Rotterdam | Goya |
21 juni | Rotterdam | Kota Inten (2e reis) |
(bron: Nationaal Archief)
Nonna vertelt
Mijn naam is Nonna Johannis-Siwalette. Ik behoor tot de 2e generatie Molukkers. Wij, de 2e generatie waren opgevoed tussen 2 culturen: *in de wijk, thuis: Molukse normen en waarden *buiten de wijk, school: Nederlandse normen en waarden. Mijn ouders hadden ons duidelijk gemaakt in onze opvoeding: wij zijn hier geboren, dus een goede keuze maken voor de toekomst qua school en werk maar daarnaast de Molukse tradities behouden die zij ons hadden meegegeven in onze opvoeding.
Mijn vader Jonathan Siwalette is geboren op het eiland Ambon, dorp Suli. Hij kwam aan met het schip Roma.
Mijn moeder Dolfina Waisapy werd ook geboren op het eiland Ambon, dorp Suli. Zij kwam aan met het schip Sommersethire.
Mijn oudste broer was toen 2 jaar. Tijdens de reis werd mijn tweede broer geboren op het binnenvaartschip Van Outshoorn. Hij kreeg de naam Willem Outshoorn; vernoemd naar voornaam van de kapitein Willem en naar de naam van het schip.
Na aankomst in Nederland op 16 mei ging Ma naar kamp ‘Schattenberg’, voormalig doorgangskamp Westerbork in Hooghalen.
Pa ging na aankomst op 8 april naar: kamp ‘De Haven’ in Breskens. Hier ben ik geboren.
Bij de watersnoodramp van 1953 heeft mijn vader meegeholpen.
Na Breskens verhuisden wij in 1963 naar Breda, de Molukse woonwijk. Het was wel even wennen. Van een gelijkvloers huisje naar een complete eengezinswoning. Een luxe voor ons in die tijd.
Ida vertelt
Mijn naam is Ida Renwarin. Ik behoor tot de 2e generatie Molukkers.
Mijn vader is geboren op 19 november 1925 te Faan, Kei-kecil de Kei eilanden zuidoost Molukken. Als jonge jongen maakte hij de oorlog daar mee. Hij was enigst kind. Wat moet hij zich verantwoordelijke gevoeld hebben.
11 februari 1947 verliet hij zijn geboorteplaats Faan en tekende 13 mei 1947 voor het KNIL te Ambon. Hij vertrok naar Java. Veel later realiseerde ik me dat hij zich voor een nieuwe oorlog had aangemeld.
Mijn moeder is geboren 26 april 1932 te Meester Cornelis Batavia, nu Jakarta. Ze was de oudste van een gezin van kinderen.
In de tijd van de politionele acties (1947-1950) leerde mijn vader mijn moeder kennen; ze trouwden in december 1950. Na de politonele acties vertrokken zij met de S.S. Skaubryn op 14 april 1951 vanuit de havenstad Surabaya richting Nederland. Op 9 mei 1951 voerden ze de haven van Rotterdam binnen.
Alle duizenden Molukkers die in Nederland kwamen moesten eerst naar de militaire kazerne in Amersfoort en vandaar werd verder transport geregeld naar andere plaatsen in het land. Mijn ouders gingen naar het kamp Schattenberg, voorheen gevangenkamp Westerbork. Net als de meesten, dachten mijn ouders dat dit van tijdelijke aard was maar erg genoeg was dit voor velen niet zo!
Het was een vreselijke tijd: weg van het tropisch klimaat dat ze gewend waren en toen het koude Nederland in: Niet de taal spreken en niet wetende hoe het hun daar allemaal zal vergaan. Eten via de gaarkeuken door middel van voedselbonnen. Mijn ouders hadden toen gelukkig nog geen kinderen want andere gezinnen met kleine kinderen hadden het veel moeilijker om met z’n allen in een kleine barak te wonen. Triest.
Na tweemaal verhuisd te zijn vanuit de barakken in Nistelrode naar een stenen huis te Helmond met gezin; bestaande uit 7 zonen en 5 dochters. De meeste van ons zijn opgegroeid in Helmond. Mijn ouders hadden gekozen om niet bij de Molukse wijk te wonen maar tussen de Nederlanders te integreren. Ik vond het zo verstandig en ben blij er om dat ze dat gedaan hadden want je merkt toch wel dat je anders word opgevoed dan anderen.
Mijn vader had zich door alle moeilijkheden heen geslagen en een nieuw leven opgebouwd met mijn moeder, waar hij heel veel van hield. Hij was heel zorgzaam en ze gaven ons normen en waarden mee wat zij belangrijk voor ons vonden. Alleen is hij te jong gestorven in 1974 op 48 jarige leeftijd. En mijn moeder, 42 jaar moest alleen toen voor ons zorgen. Veel respect heb ik voor mijn moeder. In 2001 werd mijn moeder voor haar gezondheid opgenomen in verzorgingshuis Raffy te Breda waar ze de laatste 14 maanden van haar leven heeft gewoond en stierf op 70 jarige leeftijd.
Bapa dan mama, bedankt voor al je liefde, voor zoveel goede zorgen en voor alles wat je voor ons gedaan hebt.
Deze twee mensen gekomen naar Nederland hebben er voor gezorgd dat ons gezin nu uit 110 personen bestaat: Satu kampung.
Stichting Arjati dankt Nonna en Ida voor het persoonlijke verhaal dat zij met ons hebben willen delen. Iedere keer opnieuw indrukwekkend om te horen en te lezen en te beseffen hoe belangrijk het is om deze geschiedenis te blijven delen.