Multatuli lezing

De stichting Multatuli Lezing Nederland wil een bijdrage leveren aan het debat over de waarde van democratie en vrede voor de internationale en lokale samenleving. De voornaamste activiteit van de stichting is de organisatie, elke twee jaar, van een lezing in Breda.

Afgelopen donderdag 17 november 2022 vond de  Multatuli-lezing plaats in de Grote Kerk van Breda. Tijdens deze vijfentwintigste editie spraken Gert Oostindie, Mart de Kruif en Chris De Stoop over het thema Botsende culturen – het menselijke bewaren in onmenselijke situaties. Naast deze sprekers was op uitnodiging van Frénk van der Linden ook Carel Banse aanwezig.

Herdenken en doorgeven: Carel Banse doet het elke dag. Onder andere via Stichting Arjati en het Indisch Museum. Frénk van der Linden ging hierover met hem in gesprek en reflecteerde op de lezing van Gert Oostindie.

Kunt u iets vertellen over uzelf, en over Stichting Arjati? Een belangrijke doelstelling van de stichting is het toegankelijk maken van erfgoed en verhalen van de eerste generatie Indische Nederlanders voor jongere generaties. Wat is uw favoriete verhaal?

Ik ben opgegroeid tussen twee culturen, al was ik me daar op jonge leeftijd niet bewust van. Mijn vader was Indie-veteraan, Korea-veteraan en Nieuw Guinea-veteraan. Al mijn ooms zaten in dienst. Mijn moeder zat met haar jongere broertjes en oma in een Jappenkamp en later een “Republikeins” kamp, beschermd door dezelfde Japanners, die hen eerst bedreigden. Thuis zaten Indie en de oorlog aan tafel, maar er werd nooit over gesproken. Pas later werd duidelijk welke trauma’s de oorzaak waren van het afstandelijke gedrag van pa en ma.

Stichting Arjati is op 7 mei 2009 in Breda opgericht met als belangrijkste taak het borgen van de 15 Augustus Herdenking in Breda. Daarnaast zet Stichting Arjati zich met allerlei activiteiten en bijeenkomsten in voor behoud en overdracht van het Indisch Cultureel Erfgoed. Educatie is daarbij een belangrijke pijler: het Indisch Museum is een mooi, concreet voorbeeld. Ik sluit mij met mijn projecten aan bij deze doelstellingen en ik werk daarom graag samen met deze gewaardeerde Bredase stichting.

Op educatief gebied valt er nog wel wat te winnen in het Nederlandse onderwijssysteem. In de canon van Nederland worden de jaren 1945-1949 opgenomen onder de titel “Indonesie”, terwijl het dan toch echt gaat over Nederlands-Indie. Immers de Republiek Indonesie is pas in 1949 erkend, zoals ook dhr Oostindie heeft opgemerkt. Het lijkt een kleinigheid maar dat is het niet. Het is juist de essentie van wat nu heet “de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog”. De Bersiap periode wordt helemaal niet genoemd in de canon. En dan zijn we weer terug bij de doelstellingen van Stichting Arjati: behoud en overdracht van het Indisch Erfgoed.

Stichting Arjati is op 7 mei 2009 in Breda opgericht met als belangrijkste taak het borgen van de 15 Augustus Herdenking in Breda. Daarnaast zet Stichting Arjati zich met allerlei activiteiten en bijeenkomsten in voor behoud en overdracht van het Indisch Cultureel Erfgoed. Educatie is daarbij een belangrijke pijler: het Indisch Museum is een mooi, concreet voorbeeld. Ik sluit mij met mijn projecten aan bij deze doelstellingen en ik werk daarom graag samen met deze gewaardeerde Bredase stichting.

Op educatief gebied valt er nog wel wat te winnen in het Nederlandse onderwijssysteem. In de canon van Nederland worden de jaren 1945-1949 opgenomen onder de titel “Indonesie”, terwijl het dan toch echt gaat over Nederlands-Indie. Immers de Republiek Indonesie is pas in 1949 erkend, zoals ook dhr Oostindie heeft opgemerkt. Het lijkt een kleinigheid maar dat is het niet. Het is juist de essentie van wat nu heet “de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog”. De Bersiap periode wordt helemaal niet genoemd in de canon. En dan zijn we weer terug bij de doelstellingen van Stichting Arjati: behoud en overdracht van het Indisch Erfgoed.

Mijn “favoriete” verhaal is dat van Mevrouw Constance Becking-Marks. In 2020 hebben we video-interviews gemaakt van de eerste generatie Indische Nederlanders in Nederland. Mevrouw Becking vertelde onder meer over de tijd dat zij met haar jongere broertje zonder ouders in de buurt moest zien te overleven in het gebied rondom de demarcatielijn op Java. Altijd op zoek naar veiligheid, voedsel en een veilige plek om te slapen. Om te kunnen overleven maakte zij soms gebruik van haar Nederlandse naam “Stans”, soms van haar Javaanse naam “Suharti”. Over botsende culturen gesproken. Zij en haar broertje hebben deze verschrikkelijke tijd overleefd dankzij twee Nederlandse militairen, die hun eigen verantwoordelijkheid namen en hen uit een uitzichtloze situatie bevrijdden. Mevrouw Becking zoekt nog steeds – overal waar ze is – naar plekken waar ze veilig de donkerte van de nacht kan overleven. De geschiedenis van de families Marks en Becking is door haar zoon Erik vastgelegd in het boek “Tussen twee vuren”. Dat boek staat voor mij symbool voor alle leed dat Indische en Molukse families is overkomen.

Een van de onderwerpen van onze bijeenkomst vanavond is de bewogen gedeelde geschiedenis van Indonesië en Nederland. Hoe kunnen we volgens u het beste omgaan met die complexe mix van vragen en gevoelens – van schuld, schaamte en woede, van verschillende perspectieven op een gedeeld verhaal, maar misschien ook van een hernieuwde wens om te leren van de geschiedenis?

Leren van de geschiedenis is een vereist voor groei, persoonlijke groei en groei als natie. Dat begint met het vergaren van kennis van de geschiedenis, gevolgd door het overbrengen aan volgende generaties. Het moeilijkste van dat proces is het waardevrij beschouwen ervan. Tegenwoordig moet veel – zo niet alles – worden voorzien van een waardeoordeel. Als dat waardeoordeel negatief uitvalt, dan moet het onderwerp ‘verdwijnen’. We veranderen dan straatnaamborden, verwijderen bepaalde schilderijen en andere uitingen. Daarmee veranderen we de geschiedenis naar iets dat hedendaags politiek correct zou zijn. Daarmee verloochenen we onze geschiedenis echter. Dat vind ik niet de weg, die we zouden moeten gaan. Wel de weg van educatie en van het vastleggen van getuigenissen van hen, die deze tijd hebben meegemaakt.

Wat is de belangrijkste boodschap of les die de eerste generatie Indische Nederlanders heeft voor de jongere generaties, en alle Nederlanders?

Ik kan niet spreken voor de grote groep eerste generatie Indische Nederlanders; ik ben van de tweede generatie. Ik kan wel zeggen dat het praten over de tijd in Indië, de overkomst (geen repatriëring) naar Nederland en de integratie in Nederland helend kan zijn. Vaak hebben deze Indische Nederlanders en Molukkers en andere Indische bevolkingsgroepen nooit over hun ervaringen en trauma’s gesproken (zoals mevrouw Becking). Dat moet een zware last voor hen zijn/zijn geweest. Aan de jongere generaties is het dan om met aandacht, empathie en respect te luisteren. Te erkennen wat de (groot)ouders is overkomen en hen te eren. Daarmee wordt de cirkel doorbroken en kan het doorgeven van trauma’s aan volgende generaties wellicht voorkomen worden of de schade daardoor beperkt worden.

De erkenning moet ook komen van de Nederlandse overheid, want loyaliteit werkt naar twee richtingen. Ik vind het stuitend dat – meer dan 75 jaar later – er in de zogenoemde Indische Kwestie nog steeds geen bevredigende oplossing is gevonden. Dat is een belangrijke boodschap van die eerste generatie Indische Nederlanders in Nederland voor de overheid.

Stichting Arjati

Jan Willemenstraat 9

5103 AD Dongen

info@arjati.nl

Indisch Museum

Joseph Poelaertsstraat 1

4827 EL Breda

indischmuseum@arjati.nl

Volg ons op onze socials

Design en beheer: Banse Project Management